Terug naar de inhoudsopgave

Bijlage A – Begrippenlijst

Broncode

De broncode wordt geschreven door de programmeur en omvat het programma. Om het geschreven programma uit te kunnen voeren, moet de broncode eerst omgezet worden in machinetaal.

Commentaar

Commentaar is tekst in de broncode die bedoeld is om de structuur van het programma te verduidelijken voor de programmeur. De compiler negeert commentaar.

Compiler

De compiler is het computerprogramma dat de broncode van de programmeur vertaalt naar voor de computer uitvoerbare machinetaal. In de praktijk is een compiler altijd verbonden aan een taal, dus een C++-compiler vertaalt C++-broncode naar machinetaal.

Declaratie

Een statement waarmee je aan de compiler vertelt dat je een variabele wilt gaan gebruiken. Bij de declaratie geef je de naam van en het type van de variabele op.

Expressie

Een uitdrukking die een som of een vergelijking uitdrukt. We maken onderscheid tussen rekenkundige expressies, bijvoorbeeld 5 + 2 en myInput / 3, en logische expressies, bijvoorbeeld myInput > 2.

Integrated Development Environment (IDE)

Een IDE is een programma dat bestaat uit verschillende gereedschappen die het voor de programmeur makkelijker maken om computerprogramma's te schrijven. De IDE die wij gebruiken heet Visual Studio.

Initialisatie

We spreken van initialisatie als je een variabele meteen bij de declaratie een waarde meegeeft, bijvoorbeeld int myProduct = 1;

Linker

De linker is een computerprogramma dat verschillende stukken gecompileerde code samenvoegt tot één programma. In sommige programmeertalen, waaronder C++, maakt de compiler van de gecompileerde code niet in één keer een .exe-bestand, maar laat hij dat over aan de linker.

Machinetaal

Machinetaal is de taal die de processor rechtstreeks uit kan voeren. Machinetaal bestaat uit een opeenvolging van getallen die de processor interpreteert als opdrachten. Voor mensen is machinetaal niet te lezen.

Operator

Een symbool dat aangeeft welke bewerking je uit wilt voeren op een getal of variabele. De meeste operatoren zijn rekenkundig (+ - * / % ++ -- ) of logisch (&& || > <), maar we kennen ook operatoren die niet in één van die twee categoriën vallen (>> << ?: typeof ,).
Daarnaast kunnen operatoren unair, binair of tertiair zijn, wat aangeeft op hoeveel getallen ze werken. Bijvoorbeeld, unair: i++, i--, -2; binair: 5 + 3, i && j, i, j; tertiair: i ? 0 : 1.

Programmeertaal

Een taal waarin programmeurs computerprogramma's schrijven. Een programmeertaal is (met enige oefeningen) begrijpbaar voor mensen, maar niet voor computers; die vereisen machinetaal. Een aantal voorbeelden van programmeertalen zijn BASIC, C, C++, C#, COBOL, Java, Pascal, Smalltalk.

Statement

Een statement is een opdracht in programmeertaal.

String

Een string is een type van een variabele waarin je tekst opslaat.

Type

Het type van een variabele geeft aan wat voor soort gegevens je in de variabele op kunt slaan, bijvoorbeeld gehele getallen, gebroken getallen, ASCII-tekens of tekst. Veel gebruikte typen in C++ zijn int, float, char, string en bool.

Variabele

In een variabele kun je gegevens opslaan. De variabele wijst naar een bepaalde plaats in het geheugen. Om het programmeren makkelijker te maken geven we elke variabele een naam en de compiler vertaalt die naam naar de juiste plaats in het geheugen.