Terug naar de inhoudsopgave

Les 1 – Inleiding

Begrippenlijst

In deze les leren we de volgende begrippen:

Broncode

De broncode wordt geschreven door de programmeur en omvat het programma. Om het geschreven programma uit te kunnen voeren, moet de broncode eerst omgezet worden in machinetaal.

Compiler

De compiler is het computerprogramma dat de broncode van de programmeur vertaalt naar voor de computer uitvoerbare machinetaal. In de praktijk is een compiler altijd verbonden aan een taal, dus een C++-compiler vertaalt C++-broncode naar machinetaal.

Integrated Development Environment (IDE)

Een IDE is een programma dat bestaat uit verschillende gereedschappen die het voor de programmeur makkelijker maken om computerprogramma's te schrijven. De IDE die wij gebruiken heet Visual Studio.

Linker

De linker is een computerprogramma dat verschillende stukken gecompileerde code samenvoegt tot één programma. In sommige programmeertalen, waaronder C++, maakt de compiler van de gecompileerde code niet in één keer een .exe-bestand, maar laat hij dat over aan de linker.

Machinetaal

Machinetaal is de taal die de processor rechtstreeks uit kan voeren. Machinetaal bestaat uit een opeenvolging van getallen die de processor interpreteert als opdrachten. Voor mensen is machinetaal niet te lezen.

Programmeertaal

Een taal waarin programmeurs computerprogramma's schrijven. Een programmeertaal is (met enige oefeningen) begrijpbaar voor mensen, maar niet voor computers; die vereisen machinetaal. Een aantal voorbeelden van programmeertalen zijn BASIC, C, C++, C#, COBOL, Java, Pascal, Smalltalk.

Bij de les